Estland laat grenzen digitaal verdwijnen

2018-05-23+12.04.06.jpg

30 mei 2018

In Nederland wordt veel gekeken naar Estland als lichtend voorbeeld op het gebied van digitale dienstverlening. Tijd om mijn eigen mening daarover te vormen en me aan te melden voor een inspiratiereis. En wat ik leerde is: wat Estland doet op het gebied van digitale dienstverlening is niet zozeer technisch en functioneel gezien spectaculair. Sterker nog: de techniek onder hun huidige ‘digitale staat’ noemen de Esten zelf ‘old school’. Wat wél opzienbarend is, is dat ze digitale dienstverlening letterlijk voor iedereen toegankelijk hebben gemaakt. Zowel publieke- als private partijen kunnen gebruik maken van de digitale infrastructuur. En Estland ontsluit haar dienstverlening ook voor ondernemers en professionals uit het buitenland. Daar ligt een behoorlijk vergaande visie achter. Als we in Nederland grote kansen niet aan ons voorbij willen laten gaan, moeten we daar zeker naar kijken.

Als je kijkt naar het welvaartsniveau dan doen we het in Nederland helemaal niet zo slecht, vinden ze in Estland. Maar als ze horen dat de Nederlandse overheid op jaarbasis volgens een voorzichtige schatting 2 miljard euro besteedt aan IT (al weet niemand het precieze bedrag) en ze vergelijken dat met hun eigen budget – 90 miljoen per jaar – dan trekken ze wel even hun wenkbrauwen op. Estland heeft weliswaar veel minder inwoners, maar een digitale dienst heeft niet opeens minder functionaliteit nodig als je minder inwoners hebt te bedienen. Stel je voor hoe exponentieel meer we zouden kunnen doen met het geld dat in Nederland beschikbaar is.

Waarom doen we dat dan niet? Daar zijn een heleboel redenen voor te verzinnen. Veelgehoorde argumenten zijn ‘het lage vertrouwen in de overheid’, ‘de enorme legacy’ en ‘geen centrale sturing’.
Onzin, vindt voormalig CIO van de regering van Estland en speciaal adviseur van de vice-voorzitter van de Europese Commissie Taavi Kotka: “Dat zijn allemaal excuses van overheden die niet willen veranderen. Als er echt een noodzaak is, dan pak je dat als samenleving aan”.

Europa moet aan de slag om haar concurrentiepositie te behouden

Echte noodzaak was en is er zeker in Estland. De Esten zijn er –met de Russische bezetting van 1940 tot 1991 vers in het geheugen– op gespint hun onafhankelijkheid te behouden. In Nederland lijkt alles goed te gaan. We voelen hier geen vergelijkbare, grote urgentie. Volgens Kotka is die er wel degelijk, maar dan op Europees niveau. Want, waarschuwt hij, alle grote tech-spelers die in Europa data genereren zijn elders gevestigd. Bedrijven als Google, Facebook, Microsoft en Apple worden eigenaar van onze data en verdienen daar veel geld mee. Bovendien trekken ze onze grote talenten weg. En waar is het grote plan dat beschrijft hoe Europa de concurrentie aangaat met –onder andere– de VS en China?

De AVG biedt enorme kansen voor het aantrekken van innovatieve bedrijven

En daar komt de nieuwe privacywetgeving AVG/GDPR om de hoek kijken. Wat door velen als een draak van een administratieve last wordt ervaren is volgens Kotka de redding van Europa. Want dankzij de AVG worden we allemaal weer echt eigenaar van onze data. En moeten bedrijven ons gaan betalen voor het verzamelen van die data. De beschikbaarheid en kwaliteit van die –legaal verkregen– data creëert een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor start-ups en andere innovatieve bedrijven. Daardoor zou Europa zo maar de ‘place to be’ kunnen worden. Zeker nu gewerkt wordt aan een besluit om vrij verkeer van niet-persoonlijke data een zesde grondrecht binnen de EU te maken.

Estland loopt voorop met ‘e-Residency’

Ook als het gaat om het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat willen de Esten voorop lopen. Ze zijn daarom begonnen met een pilot voor ‘e-Residency’. Als niet-inwoner van Estland kun je gewoon gebruik maken van alle digitale dienstverlening in Estland en heel makkelijk een bedrijf starten. Want als de diensten locatie-onafhankelijk zijn, waarom zou je dan als gebruiker een locatie moeten hebben? Volgens Kotka draait het er de komende periode dan ook om hoe competitief landen zijn in het ontsluiten van hun digitale dienstverlening aan ondernemers en professionals, niet alleen in hun eigen land, maar wereldwijd.

E-residency is een slimme strategie van Estland. De bevolking groeit namelijk maar langzaam en immigratie kennen de Esten eigenlijk niet. Maar ze hebben wél behoefte aan hoog opgeleide en slimme mensen. Die ook graag voor bedrijven in Estland willen werken of in Estland willen ondernemen, maar er niet per se willen wonen. Bovenop een beroepsbevolking van 650.000 mensen zijn er naar verwachting eind van dit jaar 50.000 e-Residents in Estland. Daarmee zijn de investeringen al makkelijk terugverdiend. Maar belangrijker is nog dat de e-Residents bijdragen aan een grotere omzet van Estlandse bedrijven. En als ze dan ook nog eens in het buitenland werken, dan belasten ze de infrastructuur van het land niet. En willen ze er toch komen wonen? Dan kan de overheid met behulp van de beschikbare data snel beoordelen of zij hun eigen broek kunnen ophouden en daardoor welkom zijn zich als inwoner te vestigen in het land.

Wie heeft er eigenlijk nog een land nodig?

Een ander onderwerp om in dit verband over na te denken is of een land dat digitaal goed georganiseerd is nog wel een land nodig heeft? Estland denkt hier serieus over na. Want wat als de geschiedenis zich herhaalt en het kleine land –dat op zo’n strategische positie ligt tussen Oost en West– opnieuw onder de voet wordt gelopen door een van de buren? Kunnen de Esten hun land dan virtueel in stand houden? Uit voorzorg zijn overal ter wereld digitale ambassades gebouwd, waarin alle data worden opgeslagen. Want het idee is: een Est ben je in je hart en als Esten elkaar virtueel kunnen blijven vinden, dan blijft Estland bestaan –zelfs als het fysieke land niet van hen is. Dat is wel iets om over na te denken. Want zelfs zonder directe politieke dreiging zien we dat mensen over de hele wereld met dezelfde waarden zich verenigen in digitale communities. Hoe gaan we deze faciliteren en benutten? Dat lijkt me een mooie vraag om mee aan de slag te gaan. En een kans voor Nederland om zichzelf weer uit te vinden als handelsnatie, maar dan op het gebied van data en digitale dienstverlening.

Ik ben benieuwd hoe jij daarover denkt!

Dit artikel is eerder verschenen op Overheid in contact. Ik heb het geschreven na een inspiratiereis die ik maakte naar Estland, georganiseerd door Arthur Dallau en Patrick Nelen van De Toekomst Begint Nu (niet toevallig ook auteurs op dit platform). Tijdens deze reis hebben we onder andere gesproken met vertegenwoordigers van de overheid en het parlement. Er valt nog veel meer te leren van –en te lezen over– de aanpak van digitale dienstverlening in Estland. Een goede plek om te beginnen is e-Estonia.com